Metselbijen

Buikschuier 

Metselbijen (Hoplitis en Osmia) zijn herkenbaar aan hun relatief dikke kop en de 'buikschuier' van het vrouwtje: de lange, dichte buikbeharing waartussen ze stuifmeel transporteren. In tegenstelling tot bijvoorbeeld zand- en groefbijen hebben ze geen verzamelharen voor stuifmeel aan hun poten. Metselbijen kunnen verward worden met behangersbijen, waarvan ze verschillen door lastige kenmerken als de aanwezigheid van een 'hechtlapje' tussen de klauwtjes aan het uiteinde van de tarsen. Wie de soorten eenmaal een beetje leert kennen, heeft dergelijke lastige kenmerken echter niet meer nodig. In Nederland komen 20 soorten voor.

 

Bouwvakkers

Metselbijen danken hun naam aan de gewoonte van de meeste soorten om hun nestcellen te 'metselen' van klei, lemig zand of steentjes met modder. Verschillende soorten doen dit in holle stengels en gangetjes in dood hout. Ze zijn hierdoor vaak in bijenhotels te vinden. Andere soorten metselen vrijliggende broedcellen, achter boomschors of in lege slakkenhuisjes. Het vrouwtje van de papaverbij Hoplitis papaveris heeft de bijzondere gewoonte om haar nest te bekleden met bloemblaadjes van klaprozen.

 

Meer over metselbijen is te lezen in dit hoofdstuk van het boek Gasten van bijenhotels.

De bekendste metselbij is de rosse metselbij Osmia bicornis. Dit rossig behaarde bijtje van 8-12 mm is een veelgeziene bewoner van bijenhotels. Met name in april en mei zijn zowel mannetjes als vrouwtjes op allerlei plaatsen te zien. Mannetjes speuren bij nestelplaatsen en bloemen naar paringsbereide vrouwtjes. Vrouwtjes zijn vaak druk met nestbouw en het verzamelen van stuifmeel. Nesten worden in allerlei holle stengels en gaten in dood hout aangelegd. De nestwanden maakt het vrouwtje van lemige modder, die zij tussen haar kaken klemt terwijl zij naar het nest vliegt. Stuifmeel verzamelt ze in haar 'buikschuier'. Foto Pieter van Breugel.

Mannetjes van de rosse metselbij hebben een witachtig behaarde kop, langere antennes en geen buikschuier onder hun achterlijf. Foto Pieter van Breugel.

De buischuier van dit vrouwtje rosse metselbij is zwaarbeladen met stuifmeel. Ze komt aanvliegen bij haar nestholte om haar broedcellen met het stuifmeel te vullen. Per nestcel vliegt ze circa 19 keer op en neer tussen bloemen en nest. Al met al is ze met het bouwen, bevoorraden en afsluiten van één nestcel 1 tot 1,5 dag bezig. Foto Pieter van Breugel.


De blauwe metselbij Osmia caerulescens is een andere regelmatige bezoeker van bijenhotels. De lichaamslengte is tussen 8 en 10 mm. Mannetje en vrouwtje zien er heel verschillend uit: het mannetje heeft een bronzen glans en is geelachtig bruin behaard, terwijl het vrouwtje een blauwzwarte glans heeft en witachtig behaard is. De buikschuier is zwart, zoals op deze foto van een vrouwtje te zien is. Foto Pieter van Breugel.