Een bijenleven

Zo veel soorten bijen als er zijn, zo veel verschillende levenslopen zijn er. Elke bijensoort heeft zijn eigenaardigheden en dit maakt het bestuderen van bijen erg interessant. Meer over deze grote variatie is te lezen onder Bijenportretten, Bijen en bloemen, Nestelplaatsen en Informatie per soort. Ondanks de grote  verschillen tussen bijensoorten zijn er enkele belangrijke overeenkomsten in het leven van alle bijen. Dit wordt hieronder kort uitgelegd.

Van EI tot bij: ontwikkeling van een rosse metselbij

 

Voedsel

Alle bijen bezoeken bloemen voor hun voedselvoorziening. Bijen spelen hierdoor een belangrijke rol in de bestuiving van planten (zie Belang van wilde bestuivers). Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen het voedsel van volwassen bijen en dat van de larven. Volwassen bijen voeden zich voornamelijk met nectar. Nectar bevat veel suikers en levert daarom 'snelle' energie die de bij direct kan benutten om te vliegen, voedsel te verzamelen en nesten te bouwen. Stuifmeel bevat veel eiwitten, die de larve nodig heeft om te groeien. Het stuifmeel dat als voedsel voor de larven dient, wordt door vrouwtjesbijen op bloemen verzameld en naar het nest getransporteerd. De pagina Bijen en bloemen gaat uitgebreider in op het voedsel van bijen en hun larven.

 

Paring

Om te kunnen paren, moeten mannetjes- en vrouwtjesbijen elkaar eerst weten te vinden. Mannetjes patrouilleren hiertoe op bepaalde plekken waar de kans op het tegenkomen van vrouwtjes hoog is: nestelplaatsen, bloemen en bepaalde 'bakens' in het landschap.

 

Op nestelplaatsen van bepaalde bijensoorten wemelt het soms van de druk langs elkaar vliegende mannetjesbijen. Zij hopen om als eerste te kunnen paren met nog maagdelijke vrouwtjes die juist voor het eerst hun nest verlaten. Vooral mannetjes van bijensoorten die in groepen bijeen nestelen, proberen op deze manier tot een paring te komen.

 

Mannetjes van andere bijensoorten patrouilleren langs bloemen in de hoop op een paringsbereid vrouwtje. Dit komt vooral voor bij bijensoorten die meer verspreid in het landschap liggen in plaats van in groepen bijeen. Bij bijensoorten waarvan de vrouwtjes kieskeurig zijn in hun bloembezoek beperken  de mannetjes hun zoektocht tot de geprefereerde bloemen. Zo vliegen mannetjes van knautiabijen vaak langs de bloemen van beemdkroon (Knautia), waarop de vrouwtjes stuifmeel verzamelen.

 

Sommige bijen, zoals roodgatjes en bepaalde hommels, gebruiken 'bakens' in het landschap als ontmoetingsplekken. Vaak zijn dit overhangende takken, planten en dergelijke, die door de mannetjes van chemische lokstoffen ('geurvlaggen') worden voorzien. Onvermoeibaar vliegen de mannetjes tussen deze bakens heen en weer, tot er een vrouwtje op af komt waarmee ze kunnen paren.

 

Meer over de paring is te lezen in het hoofdstuk Het bijenleven uit het boek De Nederlandse bijen.

 

  

Links: parende roodgatjes op een wilgenkatje. Foto Anne Jan Loonstra.

Rechts: parende bruine rouwbijen. De pijl wijst op de angel, die het vrouwtje naar boven heeft geklapt om het mannetje niet te bezeren. Klik op foto voor grotere versie. Foto Pieter van Breugel. 

 

Nestbouw

Meestal begint een vrouwtjesbij na de paring met de bouw van een nest. Veel bijensoorten graven een nest in de grond, andere gebruiken bestaande holten en gangetjes in dood hout en holle stengels. Over de grote variatie in nestelwijzen is meer te lezen op de pagina Nestelplaatsen.

Alleen parasitaire bijen bouwen zelf geen nest. Zulke 'koekoeksbijen' leggen hun eieren in het nest van andere bijen en maken zich dan snel uit de voeten.

 

Duur en 'timing' van de levensstadia

Een volwassen bij leeft meestal slechts enkele weken. De rest van het jaar zijn de bijen alleen in andere levensstadia (larve, pop) aanwezig, zoals hierboven beschreven. Uitzonderingen zijn hommels en sommige groefbijen, waarvan bevruchte vrouwtjes overwinteren en zo wel een half jaar oud kunnen worden. 

 

De 'timing' van de levensstadia verschilt sterk per bijensoort. De meeste bijen beginnen hun volwassen leven in de lente- of zomermaanden, maar dit kan variëren van de vroege lente (maart) tot de vroege herfst (september). Ook verschilt het aantal 'generaties' dat per jaar kan optreden: sommige bijensoorten vliegen alleen in het vroege voorjaar, andere voltooien hun levenscyclus twee maal per jaar en zijn zowel in het voorjaar als in de zomer te vinden. Overwintering vindt meestal plaats in het larvestadium, maar soms in het popstadium of als volwassen bij.

 

Lees meer over de levenscycli van bijen in hoofdstuk 3 van het boek De Nederlandse bijen.

 

 

Een bijenei (foto 1) wordt meestal op of in een klompje stuifmeel gelegd, dat het vrouwtje heeft verzameld en naar het nest heeft gebracht. Het ei komt binnen enkele dagen uit.

 

Een bijenlarve is een witachtig, blind en pootloos 'wormpje' (foto 2-6). Hij voedt zich met stuifmeel dat door één of meerdere vrouwtjesbijen in het nest verzameld is. Binnen enkele weken eet de larve de stuifmeelklomp op. In deze tijd is hij via vier à vijf vervellingen volgroeid en klaar om te verpoppen. Bij veel bijensoorten spint de larve dan eerst een cocon (foto 7).

 

In het popstadium (foto 8) verandert de larve in een volwassen bij met ogen, poten en vleugels. Hoewel dit stadium in totaal enkele tientallen dagen duurt, voltrekt deze verandering zich binnen enkele uren. Je kunt de poten en vleugels dus bijna zien groeien. Pas in de laatste dagen van het popstadium verandert de witachtige kleur van de pop langzaam in de uiteindelijke kleuren van de bij. De volwassen bij komt tevoorschijn als de pop bij de laatste vervelling zijn huid afwerpt. 

 

Foto's Anne Jan Loonstra.