Bijenkasten op heideterreinen

Bijenkasten op heideterreinen

Aan de hand van onderzoek op een viertal heideterreinen in Nederland is een richtlijn opgesteld voor het plaatsen van honingbijenkasten op heideterreinen. De hoofdvraag van het onderzoek was of er sprake is van concurrentie tussen honingbijen en wilde bestuivers en zo ja in welke mate. Uit de resultaten is gebleken dat de dichtheid aan honingbijen afneemt met de afstand tot de dichtstbijzijnde bijenkasten, terwijl de dichtheid aan wilde bestuivers juist toeneemt met die afstand, waarbij de stijging aan wilde bestuivers nagenoeg even groot is als de daling van de dichtheid aan honingbijen. Als gevolg neemt de verhouding wilde bestuivers / honingbijen toe met de afstand en dit verband is sterk significant. Op een heideterrein met zeer veel honingkasten wordt geen effect gevonden en is er sprake van verzadiging met honingbijen. De dichtheden van wilde bestuivers zijn hier constant laag.

Grafiek: verhouding van aantallen wilde bestuivers : honingbijen (Y-as) als functie van de afstand tot honingbijkasten (X-as) voor twee heideterreinen. Blauw: heideterrein met veel kasten (260). Geel: heideterrein met weinig kasten (9).

De opzet van het onderzoek, evenals de resultaten en de richtlijn zijn te vinden in dit rapport:

Toelichting rekenmodule

Met behulp van onderstaande rekenmodule kan de richtlijn voor het aantal honingbijenkasten op heideterreinen voor een concreet geval uitgerekend worden. Hiervoor is de volgende informatie nodig: oppervlakte van het heidegebied, oppervlakte met bloeiende heide en aantal locaties waar bijenkasten geplaatst gaan worden. Hoe meer locaties, des te hoger de druk op het heideveld en daarom des te lager het aanbevolen aantal kasten in totaal.

Daarnaast moet een beleidsmatige keuze gemaakt worden in hoeverre men concurrentiedruk van honingbijen op wilde bestuivers accepteert. Wanneer men geen enkele concurrentiedruk accepteert (bijvoorbeeld wanneer men uitgaat van de meest strikte interpretatie van de Natura-2000 doelstelling), volgt de aanbeveling om geen bijenkasten te plaatsen. Wanneer er wel kasten geplaatst worden, moet dus een zekere mate van concurrentiedruk op de wilde bestuiversfauna geaccepteerd worden. Voor natuurterreinen zou dit aandeel naar ons oordeel en uitgaande van het voorzorgsbeginsel, tot maximaal 25 % van de oppervlakte mogen betreffen.

Rekenmodule

Oppervlakte terrein *   ha.
Oppervlakte bloeiende hei *     ha.
Aantal locaties met kasten *      
Maximaal aandeel terrein met concurrentiedruk *     [0 % - 25%]
   
Maximum kasten (aanbeveling)