In landbouw

Belang van wilde bestuivers in de landbouw

Economisch belang bestuiving door insecten

 

Veel landbouwgewassen hebben bestuivers nodig. Dit geldt voor fruit, zoals appels, kersen, aardbeien en bessen, maar ook voor groenten als courgette, tomaat en tuinboon. Ook koolzaad, een gewas dat vooral voor de olie geteelt wordt, is afhankelijk van bestuiving door insecten. Lees meer over het belang van bestuivers voor de Nederlandse landbouw in het rapport van Scheper et al. (2014).

 

De mate waarin de landbouw afhankelijk is van bestuivers kan op verschillende manieren uitgedrukt worden. Wereldwijd worden 87 van de 115 belangrijkste landbouwgewassen door dieren (grotendeels insecten) bestoven, een percentage van 76%. Uitgedrukt in geproduceerd gewicht blijkt insectenbestuiving verantwoordelijk voor een kleiner aandeel van de gewasproductie: 'slechts' 35%. Wanneer alleen voedselgewassen worden meegeteld (dus koolzaad bijvoorbeeld niet) dan is ongeveer de helft van de circa 100 belangrijke gewassen in belangrijke mate afhankelijk van bestuiving door dieren (Klein et al. 2007). Aizen et al. (2009) voorspelden dat afwezigheid van bestuivers een afname in landbouwproductie zou veroorzaken van 3-8% en dat dit zal leiden tot een grotere behoefte aan landbouwgrond.

 

De economische waarde van bestuiving is wereldwijd geschat op 153 miljard Euro per jaar (Gallai et al. 2009).

In Nederland onderzochten De Groot et al. (2015) welk aandeel bestuivers hebben in de productie van appels en blauwe bessen. Dit aandeel blijkt groot: bij het wegvallen van insectenbestuiving neemt het aantal geproduceerde appels met 40% af. De appels worden bovendien 50% kleiner in diameter. Al met al zou de financiële opbrengst van de appeloogst met circa 50% dalen bij het wegvallen van bestuivers. Voor blauwe bes werden vergelijkbare resultaten gevonden.

 

Relatief belang van honingbij en wilde bestuivers

 

Traditiegetrouw worden bij de productie van veel landbouwgewassen honingbijen ingezet om voor de bestuiving zorg te dragen. Na de berichten over grote honingbijensterfte in recente jaren is de belangstelling voor de rol van wilde bijen en zweefvliegen gegroeid. Diverse onderzoeken laten zien dat deze wilde bestuivers ook prima in staat zijn om gewassen te bestuiven, soms zelfs beter dan honingbijen. Het lijkt er op dat het belang van de honingbij voor de bestuiving van landbouwgewassen kleiner is dan jarenlang werd gedacht.

Hieronder worden in chronologische volgorde enkele onderzoeken samengevat die ingaan op het belang van wilde bestuivers voor de bestuiving van landbouwgewassen. De samenvatting sluit af met een korte discussie.

 

Wilde bijen kunnen bestuiving van watermeloenen verzorgen

Winfree et al. (2007) onderzochten de bestuiving van watermeloenen op 23 bedrijven in Noord-Amerika. Op basis van bloembezoekfrequenties modelleerden zij de relatieve bijdragen van honingbijen en wilde bijen aan de bestuiving van dit gewas. Uit deze berekeningen maakten zij op dat wilde bijen op meer dan 90% van de onderzochte bedrijven voor voldoende bestuiving zorgen. Daarnaast bleek ook dat de gemeten stuifmeeldepositie op de watermeloenbloemen positief gecorreleerd was met het aantal bezoeken door wilde bijen, maar niet met het aantal bezoeken door honingbijen. De onderzoekers concluderen hieruit dat wilde bijen een goede 'verzekering' vormen voor de bestuiving van watermeloenen bij eventueel wegvallen van de honingbij.

 

Onvoldoende honingbijen voor bestuiving Britse landbouwgewassen: geen probleem

Breeze et al. (2011) berekenden op basis van gegevens over het totale aantal honingbijen in Groot-Brittannië dat de landelijke honingbijenpopulatie theoretisch zorg kan dragen voor slechts 34% van de totale bestuivingsbehoefte van landbouwgewassen. Desondanks is de productie van insectbestoven landbouwgewassen sinds 1984 met 54% gestegen. Dit suggereert dat het grootste deel van de bestuiving wordt verzorgd door wilde bestuivers, niet door honingbijen.

 

Wilde bestuivers ook van belang bij veel honingbijen

Garibalidi et al. (2011) zetten gegevens afkomstig uit 29 studies op een rij over diversiteit van wilde bestuivers, aanwezigheid van honingbijen, afstand tot natuurlijke habitat en gewasoprengst. De resultaten lieten zien dat de vruchtproductie van de onderzochte gewassen afnam naarmate het gewas verder van natuurlijke habitat verbouwd werd. Deze afname correleerde met een afname in wilde bestuivers. De aanwezigheid van honingbijen hing niet af van de afstand tot natuurlijke habitat. De onderzoekers concludeerden dat wilde bestuivers dus een belangrijke bijdrage aan bestuiving van landbouwgewassen leveren, ook in gebieden met veel honingbijen.

 

Honingbij als achtervang voor appels bij regenachtig voorjaar?

De Groot et al. (2013) onderzochten de relatieve bijdragen van honingbijen en wilde bijen aan de bestuiving in appel- en blauwe-bessenboomgaarden. Hun veldonderzoek vond plaats in 2013, een jaar met een extreem laat, koud en regenachtig voorjaar. Hierdoor werden in de onderzochte appelboomgaarden nauwelijks wilde bijen gezien. Honingbijen waren veel actiever; zij zijn in staat om in de bijenkast de temperatuur te reguleren, zodat ze bij lagere temperaturen actief kunnen zijn dan de meeste wilde bijen. In dit jaar bleek de appelopbrengst (in kilo per hectare) per boomgaard positief gecorreleerd met het aantal euro's dat per boomgaard in de inzet van honingbijen werd geïnvesteerd: gemiddeld 6000 kg/ha bij €200,- en gemiddeld 9000 kg/ha bij €600,-. In de boomgaarden met tegenvallende opbrengst was mogelijk een tekort aan bestuiving. Het onderzoek is vanwege de uitzonderlijke weersomstandigheden in 2013 herhaald in 2014. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend.

 

Honingbij belangrijk voor Israëlische zonnebloemen

Pisanty et al. (2014) onderzochten de relatieve bijdragen van wilde bijen en honingbijen aan de bestuiving van zonnebloemen in Israël. De studie is uitgevoerd in 29 zonnebloemvelden op minimaal 1 km afstand van elkaar. De wilde bijenfauna werd gedomineerd door drie soorten groefbijen van het genus Lasioglossum. Het aantal bloembezoeken werd per soort gemeten en ook deden zij experimenten met daadwerkelijke bestuiving. Hieruit bleek dat de honingbij verreweg de belangrijkste bestuiver van de zonnebloemen was.

 

Hogere diversiteit wilde bijen leidt tot meer appels

Mallinger & Gratton (2014) onderzochten gedurende drie seizoenen de relatieve bijdragen van honingbijen en wilde bijen aan de bestuiving van appels in 21 Noord-Amerikaanse boomgaarden. Zij vonden geen hogere appelproductie in boomgaarden met honingbijen, terwijl de appelproductie wel toenam naar mate er meer verschillende soorten wilde bijen in de boomgaarden rondvlogen. Verder zagen zij dat honingbijen vooral foerageerden op plekken met een hoge bloemdichtheid, terwijl wilde bijen ook foerageerden op meer geïsoleerde bloemen. De onderzoekers concluderen dat wilde bijen voor de appelbestuiving niet vervangen kunnen worden door honingbijen. Lees hier een samenvatting van het onderzoek in een nieuwsbericht van de Europese Commissie.

 

Nog veel onduidelijk over bestuiving van onze voedselgewassen

Breeze et al. (2014) verzamelden data over honingbijen en gewasbestuiving uit 41 Europese landen. Zij stellen vast dat het theoretisch benodigde aantal honingbijen tussen 2005 en 2010 vijf maal zo snel is gestegen als de honingbijenpopulatie. Dit komt in belangrijke mate door de toename van koolzaadproductie. Het is nog onduidelijk in hoeverre de landbouwproductie lijdt onder het schijnbaar 'achterblijven' van de honingbij. Ook is onduidelijke in hoeverre wilde bestuivers tegemoet kunnen komen aan de sterk toegenomen bestuivingsbehoefte. Omdat eerdere studies uitwijzen dat honingbijen en wilde bijen elkaar kunnen aanvullen in de gewasbestuiving, lijkt het de onderzoekers verstandig om zowel voor honingbijen als wilde bijen te zoeken naar oplossingen om verdere achteruitgang te voorkomen.

 

Discussie

Hier en daar hebben de berichten over sterfte van honingbijenvolken geleid tot angst voor een 'bestuivingscrisis'. Er zou een tekort aan honingbijen dreigen, waardoor de bestuiving van belangrijke voedselgewassen in gevaar komt. Tot nu toe is hier in Nederland of elders in Europa niets van te merken, terwijl er onder honingbijen sprake is van sterfte en de populaties in ieder geval in Groot-Brittannië de groeiende bestuivingsbehoefte niet kunnen bijhouden. Mogelijk komt dit doordat wilde bestuivers een belangrijker deel van de bestuiving voor hun rekening nemen dan voorheen werd gedacht. In diverse onderzoeken blijken wilde bijen daadwerkelijk een groot deel van de bestuiving te verzorgen. De resultaten van verschillende onderzoeken wijzen dan ook op de 'verzekerende waarde' van biodiversiteit voor bestuiving van landbouwgewassen. Een hogere diversiteit (meer verschillende soorten) van wilde bestuivers is volgens sommige onderzoeken zelfs beter voor de oogst dan de inzet van een hoger aantal honingbijen. Voor wilde bijenpopulaties is de aanwezigheid van voldoende natuurlijke habitat in de directe omgeving echter van groot belang. Wanneer dit onvoldoende is voor het handhaven van grote populaties wilde bijen, dan kunnen honingbijen uitkomst bieden. Het is echter de vraag of het zo ver moet komen. Voor het garanderen van voldoende bestuiving is het misschien verstandiger om in te zetten op behoud en versterking van wilde-bijenpopulaties, dan op vergroting van de populatie honingbijen. 

 

Meer lezen: Bretagnolle & Gaba (2015) stelden een grondig overzicht samen van bestaande kennis over bestuiving van gewassen door bijen en de diverse aspecten die hierbij komen kijken. 

Wilde bestuivers, zoals deze kegelbijvlieg (Eristalis pertinax) op een appelbloesem, zijn van groot belang voor de bestuiving van landbouwgewassen. Foto Anne Jan Loonstra.


Het belang van wilde bestuivers voor de landbouw en oorzaken voor hun achteruitgang. Rapport door Scheper et al. (2014).

Deze Noord-Amerikaanse publicatie legt uit wat het belang van wilde bijen voor de landbouw is en geeft praktische tips voor verbetering van landbouwgebieden als leefgebied voor wilde bijen.