Gasten van bijenhotels

Hoofdstuk 1 - Bijen en wespen helpen?

Bijen en wespen zijn mooie diertjes, weten velen. Dat ze nuttig zijn als bestuivers van bloemen is ook wel bekend. Minder bekend is de enorme vormen- en kleurenrijkdom van de honderden verschillende soorten die in Nederland voorkomen. Nog minder mensen zijn op de hoogte van wat er zich afspeelt in de nesten van bijen en wespen. Wie zich in deze wereld verdiept, staat versteld van de duizelingwekkende diversiteit en het vakmanschap van deze dieren. Zelfs in eigen tuin blijkt al meer te gebeuren dan u ooit had gedacht,zeker als u nesthulp aanbiedt. Dit boek geeft een rondleiding in de bijen- en wespenwereld, zodat u voortaan zelf in staat bent om plezier aan deze dieren te beleven en ze een handje te helpen in hun voortbestaan. 

Hoofdstuk 2 - De vliesvleugeligen van Nederland

Vliesvleugeligen (Hymenoptera) vormen een aparte orde onder de insecten. In ons land zijn meer dan 5300 soorten ervan aan te treffen. Deze soorten zijn ondergebracht in verschillende families, waarvan bijen en mieren wel de bekendste zijn. Maar wie kent platkopwespen, knotswespen en spinnendoders? Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de diversiteit van vliesvleugelige insecten in Nederland.

Hoofdstuk 3 - De lichaamsbouw van bijen en wespen

Enkele basisbegrippen omtrent de lichaamsbouw van angeldragende vliesvleugelige insecten zijn noodzakelijk om de leesbaarheid van dit boek te vergroten. Achtereenvolgens komen aan de orde de kop,het borststuk met de poten en vleugels en het achterlijf. Ook enkele inwendige organen en de functie van de angel worden besproken. Tot slot wordt het verschil tussen bijen en wespen toegelicht.

Hoofdstuk 5 - Het leven van solitaire bijen en wespen

De grote diversiteit aan bijen en wespen betekent een grote variatie in levenswijzen. Bijen zorgen met hunbloembezoek voor bestuiving, terwijl wespen als echte rovers invloed hebben op de populaties van hunprooien. Dit hoofdstuk bespreekt de manieren waarop bijen en wespen voedsel verzamelen en vervoeren.Ook het vinden van een partner, de nestelwijze, solitair en sociaal gedrag, de ontwikkeling van ei tot volwasseninsect, oriëntatie, dagritme, overwinteringsstrategieën, veroudering en sterfte passeren de revue.Het hoofdstuk besluit met enige aandacht voor mogelijke overlast en hoe de dieren te hanteren.

Hoofdstuk 7 - Een voedselrijke omgeving

Essentieel voor alle bijen is dat de voor hen geschikte bloemen in de geschikte tijd bloeien. Vrijwel allebloemen kennen wel een of meerdere bijensoorten die er gebruik van maken. Kennis hierover komt vanpas wanneer u uw tuin aantrekkelijk wilt maken voor bijen. Dit hoofdstuk helpt u op weg, onder anderemet overzichten van planten die veel door bijen worden bezocht. Er is een selectie gemaakt van eenjarige,tweejarige en vaste planten, naast bomen en struiken.

Hoofdstuk 8 - De wormkruidbij Colletes daviesanus in nestblokken

Wormkruidbijen zijn de enige pootverzamelende bijen die in bovengrondse nestgangen komen wonen. Wormkruidbijen bekleden hun nestgangen met een film van door henzelf geproduceerde polyester. De levenscyclus,het foerageergedrag en de nestbouw worden besproken. In detail wordt ingegaan op het makenen afwerken van een broedcel. Wormkruidbijen overwinteren als rustlarve.

Hoofdstuk 10 - De grote wolbij Anthidium manicatum

De grote wolbij is een markante, grote bijensoort met een opvallende geel-zwarte tekening. Deze bij nesteltin bestaande holtes, maar maakt niet vaak gebruik van kunstmatige nesthulp. Wel komen mannetjeser graag in slapen. De vrouwtjes verzamelen haren van bepaalde planten om hun nest mee te bekleden. Demannetjes patrouilleren bij deze planten in de hoop met vrouwelijke soortgenoten te paren. Dit hoofdstuk bespreekt de levenscyclus, het gedrag en de nestbouw.

Hoofdstuk 11 - Behangersbijen Megachile en de lathyrusbij Chalicodoma ericetorum in nestblokken

We maken kennis met de broedzorg en het gedrag van behangersbijen, die bladstukjes gebruiken om hun nestgangen mee te bekleden. Omdat deze stukjes worden uitgeknipt wordt een aantal soorten met bladsnijde rbetiteld. De tuinbladsnijder, de grote bladsnijder, de distelbehangersbij, de gewone behangersbijen de Lapse behangersbij krijgen afzonderlijk aandacht. Omdat de lathyrusbij in een aantal kenmerken overeenkomt met behangersbijen wordt deze soort eveneens besproken. Deze bij bekleedt bestaande gangen met een harde mortel.

Hoofdstuk 12 - Klokjesbijen Chelostoma in nestblokken

Klokjesbijen zijn zwarte bijen die nestelen in bestaande gangen. Ze danken hun naam aan hun gewoonteom stuifmeel te verzamelen op de bloemen van klokjes. Deze bloemen zijn populair in tuinen, vandaar datklokjesbijen regelmatig daar te bewonderen zijn. Eén van de soorten, de ranonkelbij, heeft een afwijkendevoorkeur, namelijk voor boterbloemen. Gedrag en leven van de vier Nederlandse soorten klokjesbijen komenin dit hoofdstuk uitgebreid ter sprake.

Hoofdstuk 13 - Tronkenbijen Heriades truncorum in nestblokken

De tronkenbij is een vrij kleine bij, die van mei tot september is waar te nemen. Ze nestelt graag in bestaandegangen en is vele generaties lang een veelvuldig gebruikster van dezelfde nestblokken. Vooral gelecomposieten leveren het stuifmeel waarmee de larven zich voeden. De broedcellen worden begrensd metwandjes van hars, waarmee ook de nestgang wordt afgesloten. Veel intimiteiten van het leven van tronkenbijen passeren de revue.

Hoofdstuk 14 - Metselbijen (Hoplitis en Osmia) in nestblokken

Metselbijen danken hun naam aan hun gewoonte om bevochtigde aarde te gebruiken bij de bouw van hunbroedcellen. Er zijn echter ook soorten die daarvoor gekauwd blad gebruiken. Een aantal soorten maaktgraag gebruik van aangeboden nesthulp, want ze nestelen bij voorkeur in bestaande gangen. De rosse metselbijis de meest algemene metselbij van ons land. Uiterlijk, gedrag en levenscyclus van deze soort wordenuitvoerig besproken. Daarna is er aandacht voor de gehoornde metselbij, de blauwe metselbij, de slangenkruidbij,de kauwende metselbij en de zwartbronzen houtmetselbij.

Hoofdstuk 15 - Koekoeksbijen in nestblokken (tubebijen Stelis,viltbijen Epeolus, kegelbijen Coelioxys)

Een koekoeksbij verzamelt zelf geen voedsel voor haar nageslacht, maar legt een ei in het nest van eensoort die dat wel doet. De larve van de koekoeksbij doodt het ei of de larve van de waardbij en leeft daarnazelf van het aanwezige bijenbroodje. Tubebijen profiteren van het werk van verschillende soorten die vannesthulp gebruik maken. Van viltbijen is dat niet zeker. Kegelbijen zijn veelal gespecialiseerd op bepaaldesoorten behangersbijen. Uit elk van deze bijengenera worden voorbeelden besproken.

Hoofdstuk 16 - Spinnendoders (Pompiliidae)

Een spinnendoder verlamt één spin, die als voedselvoorraad van een nakomeling voldoende is. De verlamdespin wordt verstopt in een holte die een spinnendoder zelf graaft of opzoekt. Nesthulp kan voor enkele soorten uitkomst bieden. De metselspinnendoder is zo’n soort. Ook muurspinnendoders profiteren van bestaande gangen, net als baardspinnendoders. De diverse soorten zijn moeilijk te onderscheiden, maar hun leven levert boeiende informatie.

Hoofdstuk 17 - Metselwespen en nesthulp (subfamilie Eumeninae)

De bekendste plooivleugelwespen zijn de papierwespen (‘limonadewespen’), die sociaal in grote volken leven. Daarnaast komen nog 40 soorten plooivleugelwespen in Nederland voor, die niet in volken levenmaar een solitaire levenswijze hebben. Deze hebben de verzamelnaam ‘metselwespen’ gekregen. Dithoofdstuk bespreekt een aantal metselwespen die nesthulp goed weten te waarderen. Leem blijkt daarbijeen aantrekkelijk bouwmateriaal te zijn. Achtereenvolgens komen voorbeelden van muurwespen, behangerswespen, urntjeswespen, schoorsteenwespen en deukmetselwespen ter sprake. Kenmerkend is dat in de broedcel het ei eerst wordt gelegd voordat er voor proviand wordt gezorgd, die in de meeste gevallen uit larven van kevers of uit rupsen bestaat.

Hoofdstuk 18 - Graafwespen in nestblokken (families Sphecidae en Crabronidae)

Graafwespen zijn er in vele soorten en maten. Daarvan bewoont slechts een vrij klein deel de opennestgangen die met nesthulp worden aangeboden. Er zijn veel kleine soorten bij, die in dit hoofdstuk maarbeperkt aandacht krijgen. De grotere soorten zijn beter waar te nemen, maar desondanks niet gemakkelijkvan een soortnaam te voorzien. Dit hoofdstuk beperkt zich daarom tot het bespreken van enkelevoorbeelden uit de diverse groepen graafwespen, zoals pottenbakkerswespen, bladluizendoders,bladvlooiendoders en bladluizenvangers. Ook een platkopwesp komt ter sprake.

Hoofdstuk 19 - Slapers en schuilers

Ook insecten moeten slapen en schuilen voor slecht weer. Dit doen ze op uiteenlopende plekken. Bijen enwespen vinden dikwijls onderdak in hun nestgangen. Sommige slapen in of op bloemen, wat soms totslaapgezelschappen leidt. Andere slapen graag met de kaken vastgeklemd aan een plant. Dit hoofdstukbespreekt diverse voorbeelden van insecten die in nestblokken slapen en schuilen. Dit zijn niet alleen devrouwtjes die er nestelen, maar ook mannetjes, zelfs van soorten die in de grond nestelen. Blokhoofdwespen, zeefwespen, knoopwespen en de kameelhalswesp zijn voorbeelden van deze categorie.

Hoofdstuk 20 - De vijanden van bijen en wespen

Er bestaan veel soorten insecten die als vijanden van bijen of wespen kunnen worden gezien. Enkele graafwespenverlammen volwassen bijen als voedsel voor hun larve en maken daarvoor eigen nestkamers. Demeeste parasitaire soorten insecten ontwikkelen zich echter in de nesten van de (solitaire) bijen en wespenten koste van het daar binnengebrachte voedsel of de larve die zich daaruit heeft ontwikkeld. Er zijn diversesoorten vliegen, waaronder rouwzwevers, die zich gespecialiseerd hebben op het leven van het broedvan bijen. Ook enkele soorten oliekevers en mierkevers planten zich voort ten koste van bijennesten. Maarde overgrote meerderheid van de parasieten bestaat uit wespen als goudwespen, knotswespen en sluipwespen.Het hoofdstuk sluit af met de bespreking van waaiervleugeligen, die als echte parasieten in het lichaam van bijen en wespen leven.

Hoofdstuk 21 - Inwoners, meelifters, lastpakken, dieven en vogels

Verschillende insecten profiteren van het afval in bijen- en wespennesten, waaronder enkele ‘reuzen’ onderde zweefvliegen en een spekkever. Ook leven in de bewoonde gangen van nestblokken dikwijls mijtendie meeliften met bijen en wespen. Mijten kunnen opruimers zijn, maar ook profiteurs van aangelegdevoedselvoorraad. Enkele bijen en wespen hebben speciale plekken op hun lichaam om voor hen nuttigemijten te vervoeren. Oorwormen bewonen en bevuilen dikwijls gangen die te vochtig zijn. Mieren en socialewespen stelen wel eens van de voedselvoorraad die bijen of wespen aanleggen. Vogels als mezen en spechten kunnen vernielend huishouden op de bovengrondse nestplaatsen van bijen en wespen.

Hoofdstuk 22 - Spinnen (Araneae)

Bijen en wespen kunnen ten prooi vallen aan spinnen. Krabspinnen liggen dikwijls op de loer op bloemen.Wielwebspinnen spinnen hun webben in de vliegroutes van bijen en wespen, soms zelfs direct voor denestblokken. Zesoogspinnen betrekken graag aangeboden nestgangen en vinden er hun voedsel met struikeldraden.Enkele soorten springspinnen kunnen worden aangetroffen op nestblokken, waar ze zeldenbijen of wespen, maar veel vaker (parasitaire) vliegen buitmaken. Ze wonen ook in de gangen. Af en toe kan een trechterspin haar omvangrijke vangnet spinnen in de directe nabijheid van nestplaatsen.