Snorzweefvlieg

Snorretjes

De snorzweefvlieg dankt zijn naam aan de smalle, zwarte bandjes tussen de oranje banden op zijn achterlijf: deze bandjes hebben de vorm van snorretjes (model Zorro). Het is de algemeenste zweefvlieg van Nederland. Vooral in de zomer zitten de bloemen soms vol met snorzweefvliegen. Een heel gewone soort dus, maar met heel bijzondere eigenschappen.

 

Winterharde vrouwtjes

De snorzweefvlieg is één van de weinige zweefvliegensoorten die in het volwassen stadium de winter kan doorbrengen. Alleen de vrouwtjes doen dit. Bevruchte vrouwtjes zoeken in de herfst een beschut plekje waar ze zich tot het volgende voorjaar schuilhouden. Soms komen ze op warme winterdagen al tevoorschijn. In het voorjaar leggen ze hun eitjes, waaruit bladluisetende larven komen. Later in het voorjaar verpoppen ze en dan verschijnen er binnen één à twee weken nieuwe snorzweefvliegen.

 

Massamigratie

In het late voorjaar verschijnen er steeds meer snorzweefvliegen en in de loop van de zomer loopt dit aantal nog verder op. Voor een deel komt dit doordat ze zich in Nederland zelf voortplanten. Voor een ander deel bestaat de zomerpopulatie in Nederland echter uit migranten uit het zuiden. Vooral bij langaanhoudend warm weer komen ze met duizenden tegelijk uit Zuid-Europa ons land binnen. Ze kunnen honderden kilometers vliegen en ze zijn zelfs wel eens op 200 meter hoogte aangetroffen.

Lees meer over zweefvliegenmigratie in Levenswijze van volwassen zweefvliegen.

De snorzweefvlieg Episyrphus balteatus is de algemeenste zweefvlieg van Nederland. Vooral in de zomer is de soort vaak zeer talrijk op allerlei bloemen te vinden. Foto Menno Reemer.

Dit snorzweefvliegenvrouwtje legt eitjes op een plant waar veel bladluizen op zitten. Foto Menno Reemer.

Snorzweefvliegen slaan hun vleugels met een frequentie van 200-300 per seconde. Foto Menno Reemer.

De larven van de snorzweefvlieg voeden zich met bladluizen. Ze zitten vooral onderop bladeren, waardoor ze minder zichtbaar zijn dan de lieveheersbeestjes die ook bladluizen eten. In vraatzucht doen ze echter niet voor elkaar onder. Foto Menno Reemer.