Actueel

NIEUWS

Nieuwe indeling bestuivers per landschapstype

Nieuwe indeling bestuivers per landschapstype

4 februari 2019. - Een jaar geleden lanceerde het Ministerie van LNV de Nationale Bijenstrategie. Als onderdeel hiervan is een onderzoek opgestart naar de eisen die wilde bestuivers (bijen en zweefvliegen) aan hun omgeving stellen, om zo hun leefomgeving beter te kunnen inrichten en beschermen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Wageningen Environmental Research, Naturalis Biodiversity Center, bureau Ecologica en EIS Kenniscentrum Insecten. De eerste resultaten van dit onderzoek, dat in enkele stappen wordt uitgevoerd, zijn nu beschikbaar in de vorm van een rapportage.

Om inrichting en beheer van leefgebieden voor bijen en zweefvliegen optimaal aan hun behoeften te kunnen aanpassen, moet je weten wat die behoeften precies zijn. Het is echter ondoenlijk om voor alle circa 360 soorten bijen en 330 soorten zweefvliegen aparte maatregelen te nemen. In het onderzoek in het kader van de Bijenstrategie wordt daarom gezocht naar maatregelen waar grote groepen soorten van profiteren. Als eerste stap zijn alle Nederlandse bijen- en zweefvliegensoorten gegroepeerd ('geclusterd') op basis van het landschapstype. Hierbij zijn de zeven belangrijkste fysisch-geografische regio's onderscheiden (zeeklei, laagveen, hoge zandgronden etc.) en is ook onderscheid gemaakt tussen verschillende typen landgebruik (natuur, landbouw, bebouwing). Vervolgens is het verband tussen de verschillende landschapstypen en de soortensamenstelling geanalyseerd. 

Uit de analyse blijkt dat het landgebruik het meest bepalend is voor de soortensamenstelling: meer oppervlakte natuur leidt tot meer soorten, meer oppervlakte aan landbouw en/of bebouwing leidt tot minder soorten. De fysisch-geografische ondergrond komt wat invloed op de soortensamenstelling betreft op de tweede plaats. Deze invloed wordt in gebieden met veel landbouw overschaduwd door het intensieve landgebruik, maar in gebieden met veel natuur zijn er duidelijke verschillen tussen de fysisch-geografische regio's.

De resultaten gaan gebruikt worden om voor de afzonderlijke landschapstypen te onderzoeken welke maatregelen het meest effectief zullen zijn voor het stimuleren van de bestuiversfauna. Hiertoe zullen eerst per soort de belangrijkste eigenschappen op een rij gezet worden, met daaraan gekoppeld vuistregels voor maatregelen. Zo kunnen bijvoorbeeld uiteindelijk de maatregelen worden aangewezen die in een bepaalde regio het beste zullen werken voor een groot deel van de Rode-Lijstsoorten die in de regio voorkomen, of voor de soorten die in de landbouw het meest belangrijk zijn voor bestuiving. 

Het volledige rapport is hier te downloaden. 

Vorig artikel Minder intensief beheer hagen en graslanden beter voor hommels
Volgend artikel Vogelakkers goed voor bestuivers

Zoeken

Archief