Maskerbijen

Maskertje 

Maskerbijen Hylaeus zijn kleine (4-9 mm), kale, glimmend zwarte bijtjes met hier en daar wat geel. Kenmerkend zijn de gele vlekjes aan de voorzijde van de kop: het 'masker'. Bij mannetjes is dit vaak één grote gele vlek die de hele breedte tussen de ogen inneemt. Bij vrouwtjes zijn het meestal twee kleine losse vlekjes. Er komen in Nederland 25 soorten voor.

 

Geen haren maar een krop

In tegenstelling tot veel andere bijen hebben maskerbijen geen speciale haren om stuifmeel mee te vervoeren. Zij verzamelen wel stuifmeel, maar vervoeren dit in hun 'krop': een inwendig soort keelzakje voor tijdelijke opslag. Bij het verzamelen van stuifmeel zijn sommige soorten maskerbijen kieskeurig, maar de meeste niet.

 

Nesten in stengels

Maskerbijen nestelen doorgaans in holle stengels, bijvoorbeeld van braam, vlier of riet. Sommige soorten nestelen regelmatig in bijenhotels. De afgesloten nesten zijn goed te herkennen: de nestafsluiting bestaat uit een dun, zilverwit, zijdeachtig vliesje.

 

Meer over maskerbijen is te lezen in dit hoofdstuk van het boek Gasten van bijenhotels.

De gewone maskerbij Hylaeus communis is één van de soorten maskerbijen die veel in tuinen voorkomt. De soort nestelt graag in bijenhotels en bezoekt uiteenlopende bloemen. Vrouwtjes, zoals het dier op deze foto, hebben een minder uitgebreide tekening op het gezicht dan mannetjes (zie hiernaast). Foto Tim Faasen (Ecologica).

De resedamaskerbij Hylaeus signatus is één van de weinige soorten maskerbijen met een duidelijke voorkeur wat bloembezoek betreft. De vrouwtjes verzamelen uitsluitend stuifmeel van reseda-soorten, zoals wilde reseda en wouw. In tuinen komt dit bijtje ook op de bloemen van tuinreseda en witte reseda. Foto Pieter van Breugel.